In
de tijd voor de eerste wereldoorlog stonden het impressionisme, naturalisme,
symbolisme en de neoromantiek centraal.
In
het impressionisme waren het weergeven van zintuiglijke waarnemingen en sfeer
heel belangrijk. Ze probeerden ook de werkelijkheid weer te geven zoals die
ervaren werd en niet zoals het eigenlijk was. Het impressionisme was een
voortzetting van en reactie op het realisme. In de literatuur zag je vaak het
heel nauwkeurig uitbeelden van nuances, indrukken en gevoelens terugkomen. De
literatuur werd in die tijd vooral in de vorm van poëzie geschreven.
In
het naturalisme werd niet alleen alles beschreven, maar werd vooral ook
verklaard hoe het leven van mensen geworden is tot hoe het is. Dit werd meestal
uitgelegd met behulp van drie factoren: erfelijke aanleg, het milieu waarin
iemand opgroeit/opvoeding en de tijd waarin diegene leeft. In romans liet men
meestal zien hoe de mens van die drie factoren afhankelijk is. Vooral
familieromans, psychologische romans en sociale romans waren belangrijk in die
tijd. Ze hadden ook het idee dat het
leven van de mens volledig wordt bepaald door het noodlot. Het naturalisme was
ook weer een verdere uitwerking van het realisme. Belangrijke naturalistische
auteurs waren: Beweging van Tachtig, Frederik van Eeden, Herman Gorter en Louis
Couperus.
In
het symbolisme was het zichtbaar maken door middel van symbolische taal
belangrijk en de taal die ze gebruikten kan altijd naar iets verwijzen en op
meerdere manieren worden opgevat. Ook was het duidelijk maken dat de
werkelijkheid die je ziet niet de echte werkelijkheid is, maar een afspiegeling
van een hogere werkelijkheid erg belangrijk. Het symbolisme is een reactie op
het impressionisme en naturalisme.
De
neoromantiek was ook een reactie op het impressionisme en het naturalisme. Het
noodlot blijft aanwezig, maar nu wordt het gezien als iets bovennatuurlijks en
geheimzinnigs. In de neoromantiek hadden ze voorkeur voor het geheimzinnige en
fantastische: verleden, exotische streken, eenzaamheid, zwerflust, verzet tegen
de maatschappij, onvervulde verlangens etc. Ook de griezelroman, detectiveroman
en sciencefiction waren belangrijke onderdelen. Een paar voorbeelden: R.L.
Stevenson, Dr. Jekyll and Mr. Hyde, 1886, Arthur Conan Doyle (Sherlock Holmes)
en Bram Stoker, Dracula, 1896. Belangrijke Nederlandse neoromantische auteurs
zijn onder andere: J.H. Leopold, Arthur van Schendel en J.C. Bloem.